
Na het overlijden in een ziekenhuis wordt de overledene naar het mortuarium gebracht. Het verplegend personeel of de mortuariumbeheerder verwijdert de eventuele medische hulpmiddelen (zoals infusen, katheters, stoma etc.) en verzorgt de eventuele wonden. Deze ‘noodzakelijke handelingen’ vergoedt de zorginstelling.
Verpleeghuizen en woonzorgcentra hebben meestal geen mortuarium. De overledene blijft op de kamer en de familie besluit waar hij naartoe zal worden gebracht. De verzorgende verricht de noodzakelijk handelingen (zoals hierboven omschreven) en de daaraan verbonden kosten komen voor rekening van de zorginstelling.
Daarnaast wordt gecontroleerd in het donorregister of de overledene organen of weefsels wilde doneren. Als dat het geval is worden nabestaanden om toestemming gevraagd. Dat geldt ook in het geval van obductie. De kosten die hiervoor worden gemaakt komen voor rekening van de zorginstelling.
Nabestaanden kunnen de mortuariumbeheerder of de verzorgende vragen om de overledene te wassen, te kleden, op te baren om rouwbezoek mogelijk te maken. Deze verrichtingen worden wenselijke zorg genoemd. Zij komen voor rekening van de nabestaanden.
De medewerkers van de zorginstelling overhandigen de eventuele persoonlijke bezittingen aan de nabestaanden of aan hun uitvaartverzorger. Zij informeren nabestaanden over de verdere gang van zaken.
Nabestaanden zijn altijd vrij in hun keuze voor een uitvaartverzorger. De mortuariumbeheerder en medewerkers van de zorginstelling mogen hierover niet adviseren. Indien het mortuarium wordt beheerd door een uitvaartondernemer mag deze niet actief vragen naar de opdracht voor het verzorgen van de uitvaart.
Noodzakelijke handelingen die de zorginstelling meteen na overlijden moet (laten) uitvoeren zijn vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZA). Zij omvatten:
Als een arts opdracht geeft voor een obductie of orgaandonatie dan verblijft een overledene langer in het mortuarium. De kosten voor de langere verblijfstijd en koeling worden in rekening gebracht bij de zorginstelling.
Wenselijke zorg wordt verleend in opdracht van nabestaanden en is ook voor hun rekening. Wenselijke zorg, ook wel laatste verzorging genoemd, omvat onder meer de volgende handelingen:
Nabestaanden bepalen wie de zorg verleent aan de overledene. Zij kunnen die zorg zelf verlenen of laten uitvoeren door de uitvaartverzorger die zij hebben gekozen. Het is ook mogelijk om dit te laten doen door medewerkers van het verpleeghuis of het mortuarium.
Een heel belangrijke eerste fase bij het rouwen is om te beseffen dat de dierbare werkelijk is overleden. Dit blijkt uit onderzoek over omgaan met verlies na een overlijden. Daarom helpt het, zeker bij een onverwacht overlijden, om de overledene nog te zien. Dit geldt ook als er maar een (klein) gedeelte van de overledene herkenbaar is. Maar ook na een lange periode van ziekte kan het goed voor de rouwverwerking zijn om de overledene nog één keer (samen) te wassen en kleden.
De uitvaartverzorger of mortuariumbeheerder heeft een belangrijke taak om de nabestaanden hierin te begeleiden en te ondersteunen in het verdriet.
Voor meer informatie: Landelijk Steunpunt Verlies.
De nabestaanden beslissen wanneer de zorg moet plaatsvinden. De mortuariumbeheerder moet echter binnen drie uur beginnen met het koelen van het lichaam van de overledene. Ongeacht of de nabestaanden daarvoor opdracht hebben gegeven.
Vanuit hygiënisch oogpunt en voor behoud van het lichaam dient de overledene gekoeld te worden. Het beste is om dit binnen drie uur na het tijdstip van overlijden te doen. Dit is vastgesteld door een wetenschappelijke commissie van specialisten. Om die reden hoeft de mortuariumbeheerder geen directe opdracht te hebben van de nabestaanden.
Als nabestaanden opdracht geven om het lichaam van de overledene op te halen binnen drie uur na overlijden, dan worden er geen kosten in rekening gebracht. Indien dit om wat voor reden niet gebeurd dan komen de kosten voor de extra verblijfstijd voor rekening van de nabestaanden.
Wanneer nabestaanden de mortuariumbeheerder opdracht geven tot wenselijke zorg, dan komt deze altijd voor hun rekening.
De zorginstelling geeft de mortuariumbeheerder opdracht de noodzakelijke handelingen uit te voeren. De hieraan verbonden kosten komen voor rekening van de zorginstelling.
Vervolgens bepalen de nabestaanden wie de overledene verder verzorgt. Deze laatste verzorging kan worden verricht door de uitvaartverzorger, de mortuariumbeheerder of de verzorgende in wooncentrum of verpleeghuis. De nabestaanden geven hiervoor de opdracht.
Nabestaanden bepalen wie de zorg na overlijden verleent en zijn altijd vrij zijn in hun keuze voor een uitvaartondernemer. Mortuariumbeheerder en medewerkers van een zorginstelling mogen een lijst met uitvaartondernemingen in de regio overhandigen, maar zij mogen hierover niet adviseren. Indien het mortuarium wordt beheerd door een uitvaartondernemer mag deze niet vragen om de opdracht voor het verzorgen van de uitvaart.
De politie geeft opdracht om het lichaam naar een forensisch mortuarium te brengen. Daar wordt onderzocht wat de doodsoorzaak is. In het geval van een misdrijf of ongeluk spreken we over een niet-natuurlijke dood. De officier van justitie moet eerst een zogenaamde verklaring van geen bezwaar afgeven, voor het lichaam verzorgd mag worden en de nabestaanden de overledene kunnen bezoeken.
De mortuariumbeheerder factureert de kosten, die gemaakt zijn tot aan het moment van vrijgeven van het lichaam, aan de politie of gemeente. Kosten die na afgifte van de verklaring van geen bezwaar door de Officier van Justitie gemaakt worden, komen voor rekening van de nabestaanden. Bij vervoer naar het Nederlands Forensisch Instituut worden de kosten voor het retourtransport vergoed door de politie.
Zodra het lichaam is vrijgegeven geldt de gebruikelijke procedure. Bij een thuisopbaring kan het lichaam van de overledene meteen worden overgebracht naar huis en daar worden verzorgd. De nabestaande kan ook kiezen voor verzorging, opbaren in een uitvaartcentrum .
Een arts (lijkschouwer) onderzoekt de doodsoorzaak. Gaat het om een natuurlijk overlijden dan mogen nabestaanden direct bij de overledene en deze in overleg met de mortuariumbeheerder en of uitvaartverzorger laten verzorgen, overbrengen (bijvoorbeeld naar huis of een rouwcentrum) en opbaren. De kosten van de overbrenging naar het mortuarium en het verblijf daar zijn voor rekening van de nabestaanden.
Gaat het om een niet-natuurlijk overlijden dan mag er pas gehandeld worden nadat de verklaring van geen bezwaar is afgegeven door de Officier van Justitie. De mortuariumbeheerder factureert de kosten aan de politie: hij treedt als zaakwaarnemer op. Zodra het lichaam is vrijgegeven, Zijn de nabestaanden verantwoordelijk voor de overledene en geldt de procedure zoals hierboven omschreven.
Indien een overledene naar het Nederlands Forensisch Instituut wordt overgebracht dan komen de transportkosten, vice versa, voor rekening van de politie.
Zie voor meer informatie het overzicht kostenverdeling op de website van VNG.
Bron: Vereniging van Mortuariumbeheerders in de Gezondheidszorg (VMG)
De Vereniging van Mortuariumbeheerders in de Gezondheidszorg (VMG) is de overkoepelende organisatie voor beheerders van mortuaria in ziekenhuizen en zorginstellingen. De VMG bevordert: